Jacoba van Beieren, naar het portret door een onbekenden Nederlandschen meester uit de 15de eeuw (Rijksmuseum te Amsterdam). |
Van een sportswoman uit de 15e eeuw. (Jacoba van Beieren.)
Wat leerde men op school van Jacoba van Beieren ?
Dat zij een dochter was van Willem II van Beieren, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, dat zij 25 Juli 1401 geboren werd, en den vader in 1417 opvolgde. Dat zij vóór dien tijd al weduwe was van den Franschen dauphin, met Jan van Brabant huwde, daarna met Humphrey van Gloucester. Dat zij bijkans haar geheele leven oorlog voerde, waarbij haar troepen in 1425 Schoonhoven veroverden. Dat zij tegen den zin van Philips van Bourgondië nog 'n keer trouwde, thans met een Kabeljauwsch edelman, Frank van Borselen, en dat zij toen naar landen aan voornoemden Flip moest afstaan. Tenslotte, dat zij in 1436 op het slot Teilingen tusschen Leiden en Haarlem overleed. Maar hebt gij ooit geleerd, hebt gij het ooit goed doorvoeld, dat deze dame tevens een sportswoman bij uitnemendheid was ? Men spreekt tegenwoordig in onze beweging met lof van Marie Baron of Kea Bouman. Men sprak in de 15de eeuw evenzoo over Jacoba van Beieren. Al zwom ze ook niet! Al speelde ze ook niet uitnemend tennis! In die dagen kende men andere sporten. Het was de tijd van de schuttersgilden. Een soort van burgerwacht, die soldij genoot, en behalve soldij nog een vast rantsoen wijn! Onze tegenwoordige burgerwachten beoefenen het wapenspel, doen aan schermen. De vroegere legden zich op het boogschieten toe. En 1 dit was zoo in eere, dat de overheid de officieren van de schuttersgilden benoemde, behalve den koning. Dezen titel verwierf steeds hij, die den papegaai had geschoten, en was hem dit drie jaar achtereen gelukt, dan kreeg hij den titel van keizer. Want de geregelde oefening in het boogschieten werd aangemoedigd door jaarlijksche wedstrijden, waarvoor de doelens waren ingericht. Het jaarlijksche papegaaischieten— later gaaischieten genoemd — dat altijd in Mei plaats vond, als een voortzetting van de oude lente-feesten, was zeer populair, en zelfs vorsten achtten het niet beneden hunne waardigheid om daaraan nu en dan deel te nemen. Zoo vertellen Mr. N. de Roever en Dr. G. J. Dozy in hun werk „Het leven van onze voorouders", dat van Jacoba van Beieren uitdrukkelijk werd medegedeeld, dat zij te Goes zelve den papegaai afschoot. Haar naam was daar, trouwens evenals elders, verbonden aan het edele gilde van den handboog, en haar zinspreuk „Van ongeneuchten vrij" werd er overgenom
De geliefkoosde sport in de 14de eeuw, hetz.g. papegaai- of gaaischieten, waarbij Jacoba van Beieren te Goes den papegaai zou hebben afgeschoten. |